1. Persoonsbeveiliging
De eenvoudigste manier van het beveiligen van personen die aanwezig zijn in de te beveiligen ruimte of omgeving, is het meegeven van een persoonlijke detector. Dit zijn over het algemeen vestzak-modellen. Bij deze beveiliging hangt de veiligheid van de installaties af van de acties van deze personen.
2. Gebiedsbeveiliging
Indien men een gebied wil vrijwaren van gasexplosie-gevaar kan er een kordon van detectoren rond dat gebied worden opgesteld. Hierbij kun je uitgaan van twee principes:
- [>]er mag geen gas in het gebied komen (in het geval van omliggende gevaarlijke installaties )
- [>]er mag geen gas uit het gebied treden (veelal uit milieuoverwegingen)
Er is bij gebiedsbeveiliging bijna geen sprake van een beveiliging gericht op mensen of installaties in het gebied zelf.
3. Puntbeveiliging
Bij gasdetectie op basis van puntbeveiliging ga je uit van plaatsen waar gasontsnappingen te verwachten zijn. Je plaatst zo dicht mogelijk bij dat punt een detector.
Bij het plaatsen van de gasdetectoren voor puntbeveiliging is een procestechnoloog die bekend is met de installatie van dit soort instrumenten onontbeerlijk. De medewerkers van de Hitma servicedienst kunnen samen met deze technicus de plaatsen in de installatie bepalen waar optimale beveiliging nodig en realiseerbaar is. Hierbij dien je ook rekening te houden met de bereikbaarheid van de gasdetectoren in verband met kalibratiewerkzaamheden, windsnelheden en windrichtingen, lekrichting, et cetera.
4. Ruimtebeveiliging
In afgesloten ruimtes kun je kiezen voor één of meer gasdetectoren voor het bewaken van die ruimtes.
Bij gasdetectie om ruimtes te beveiligen, speelt mee dat de ontsnappende gassen de lucht (en dus de zuurstof) kunnen verdringen. In het geval van katalytische verbranding zou dit kunnen betekenen dat de sensor (na alarmering) weer terug naar de 0% LEL-uitlezing gaat (omdat geen verbranding meer plaatsvindt door zuurstofgebrek).
Juist daarom moeten de alarmen in een ruimte altijd 'latching' (reset-plichtig) zijn.